Zodra je in de buurt van Oudeschild sloten ziet, ben je in de mielanden. Ooit gingen hier de heuvels van de Hoge Berg over in kwelders, waar de boeren hun vee vrijuit rond lieten lopen. In de tweede helft van de Middeleeuwen werd de dijken- en sluizenbouw verder ontwikkeld en konden de kwelders worden ingepolderd. Op Texel gebeurde dat onder leiding van een kloosterorde.
De oostelijke mielanden rond 1800
Na de inpoldering werden de mielanden eigendom van grondbezitters. Vooral in de zomer, als de weiden op de Hoge Berg te droog werden, brachten de boeren hun vee naar de mielanden. De pacht daarvoor moest in mei worden afgedragen.
De mielanden liggen beneden zeeniveau. Bovendien werd er nogal eens klei gewonnen, waardoor het bodempeil nog lager kwam te liggen. Dat betekent dat het zeewater door de poriën in de zeedijk de poldertjes insijpelt. Het water in de sloten is daarom brak. De variatie aan bijzondere plantensoorten is daardoor erg groot.
Veel van de bijzondere brakwaterplanten stonden bekend om hun geneeskrachtige werking. Een ziek schaap kon je maar beter wat langer in de mielanden laten grazen. De naam van het perceel ‘de Apotheek’ herinnert nog aan dit gebruik.
De boeren begonnen van oudsher niet vóór 1 juli met maaien en hooien in de mielanden. Dat betekent dat voor die tijd de grutto’s, kieviten, tureluurs en scholeksters er volop konden broeden. De vogelliefhebbers, op zijn Texels ‘veugeltjeskiekers’, gingen er daarom graag op verkenningstocht.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de landbouw in Nederland op grote schaal gemoderniseerd. Zo ook op Texel. De grondwaterstand moest op veel plekken omlaag, zodat het vee eerder het land in kon. Er werd een brede vaart door de mielanden gegraven, de sloten kregen steile, kaarsrechte oevers en het gemaal bij de Schans zorgde ervoor dat er meer regenwater op de Waddenzee geloosd kon worden. Voor de typische brakwaterflora en de weidevogels was dit geen gunstige ontwikkeling.
Natuurmonumenten beheert een aantal graslanden die het karakter van de vroegere mielanden nog goed weerspiegelen. Het agrarisch medegebruik is er afgestemd op een optimaal beheer van de natuur. Dit reservaat heet ‘Büttikoffers Mieland’. Het is vernoemd naar een Zwitserse zoöloog Büttikofer, die van 1919 tot 1924 voorzitter was van Vogelbescherming Nederland.
Ook op andere plekken komt het moerassige karakter van de oorspronkelijke mielanden weer tevoorschijn. Water- en natuurbeheerders werken samen met de boeren om op de plekken waar dat kan de sloten te voorzien van flauw aflopende oevers. Op die manier ontstaan en nieuwe groeiplaatsen voor moerasplanten, met nieuwe kansen voor de dieren die er graag tussen leven.